De Nederlandse identiteit onder druk

Het ongemak van Nederland (2002)

’Fortuyn heeft de vernislaag weggehaald’

De historicus Jan Romein heeft eens geconstateerd dat vooral op momenten dat de Nederlandse cultuur onder druk staat de publicaties over volkskarakter, cultuur en identiteit sterk in aantal toenemen. Wat is het effect van de gebeurtenissen van 11 september op de Nederlandse identiteit? En wat is die Nederlandse identiteit eigenlijk?
Het zijn vragen die niet gemakkelijk te beantwoorden zijn. Maar hoe men het wendt of keert, als er iets bepalend is geweest voor de Nederlandse identiteit, dan is het de strijd tegen het water. Sinds de Middeleeuwen bouwen Nederlanders dijken en worden er polders drooggelegd. Dit vereiste samenwerking en zo ontstonden al in de dertiende eeuw de waterschappen. Iedereen die een belang had in de gemeenschappelijke zaak en belasting betaalde mocht meebeslissen. Aan de strijd tegen het water kwam pas een eind toen in 1997 het allerlaatste onderdeel van de stormvloedkering was afgebouwd.
Volgens historici zijn een aantal nationale karaktereigenschappen terug te voeren op deze geschiedenis. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving bijvoorbeeld. Maar bovenal het geloof in het poldermodel, de overlegcultuur waarin voortdurend gestreefd wordt naar consensus. Een nationale ideologie is er niet, net zo min als er een gezamenlijke religie is. Het nationale gevoel wordt alleen vertegenwoordigd door het koningshuis. En door het Oranje elftal natuurlijk.

Taal en geschiedenis worden vaak als belangrijke factoren gezien bij de vorming van een identiteit. Het Nederlands is de enige nationale taal, alleen in Friesland wordt een andere taal gesproken. Maar de kennis van de Nederlandse geschiedenis is over het algemeen gebrekkig. Wel is er veel aandacht voor lokale geschiedenis, getuige het grote aantal historische verenigingen. En wie zoekt naar typisch Nederlandse rituelen en feesten zal vooral regionale tradities vinden.
Als het gaat om het Nederlandse karakter, worden een aantal eigenschappen steeds weer genoemd.
Properheid bijvoorbeeld; we houden graag ons straatje schoon. Zuinigheid is een ander: ‘Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen’ is een spreekwoord dat het calvinistische in de Nederlander goed weergeeft. Nederlanders verblijven sowieso graag binnenshuis. Nederlandse schilderijen laten vaak tafereeltjes in huis zien en Nederlandse romanhelden worstelen meer met zichzelf dan met de wereld om hen heen. In persoonlijke gesprekken gaan Nederlanders dan ook graag de diepte in. Het meest Nederlandse feest, Sinterklaas, wordt uitsluitend in familiekring gevierd.

Het Nederlands masker
Psychiater Frank van Ree kan zich voorstellen dat het voor buitenstaanders soms lastig is Nederlanders te doorgronden. ‘We hebben toch een beetje een masker op. Hoeveel mensen komen nu echt uit voor wat ze denken? Pas in eigen kring, als mensen een borrel op hebben hoor je wat er werkelijk leeft. We zijn fatsoensrakkers, we doen ons vredelievend voor maar binnenskamers is dat anders.’ Hij benadrukt dat identiteit geen star concept is. ‘Vanaf dat iemand hier verblijft verandert een aantal waarden en ideeën. Zelf heb ik een tijdlang in India en Saoedi-Arabië gewoond, in een mum van tijd verschuiven je normen en waarden.’

Kort na de oorlog ervoer hij zelf hoe volslagen het begrip identiteit kan worden verdraaid. ‘Ik ging met een Canadees de grens over, naar Duitsland. Het eerste wat ik deed was piesen op de Duitse grond. Dat was een heerlijk gevoel, zeiken over die moffengrond. Zelfs de struiken die ik volpieste vertegenwoordigden die rotmoffen. Als je er goed over nadenkt is dat volkomen krankzinnig.
Ik ben ook lang doorgegaan met het doorgeven van anti-Duitse opinies. Mijn zoon heeft pas kort geleden afstand kunnen doen van mijn oorlogsverleden.’
‘Het is natuurlijk een algemeen menselijk behoefte om jezelf af te zetten tegen anderen, jezelf beter te vinden. Daarop zet je dan een cultuurpetje. Religie bijvoorbeeld is een universeel verschijnsel, maar de uitwerking is heel verschillend.’

Van Ree heeft zich geërgerd aan de mediahype die rond Fortuyn is ontstaan. ‘Wat ’s ochtends nog een zacht briesje is, is ’s middags een storm waarbij bomen omvallen.’ De verering van Fortuyn en de daarbij horende emotionele reacties hebben ook te maken met een behoefte aan saamhorigheid, denkt hij. ‘Vroeger waren wijken parochies. Daar is een vacuüm ontstaan. De macht van de kerken verdwenen, maar dat betekent niet dat mensen areligieus zijn geworden. Men zoekt leefregels, normen en waarden.’

‘de gewone man’
De gebeurtenissen van 11 september maakten de kwetsbaarheid van de Westerse verworvenheden duidelijk. De angst voor islamitisch fundamentalisme werd sterker, zeker nadat bleek dat er ook in Nederland moslims waren die begrip hadden voor de aanslagen. Wat Pim Fortuyn nu eigenlijk beoogde met zijn opmerkingen over de islam als achterlijke cultuur werd niet duidelijk, maar feit is dat het velen aansprak.

‘De gewone man. Ooit herkende je hem aan zijn beige Kadetje of aan zijn eeuwige sjekkie. Tegenwoordig vermoed je hem achter de rolluiken van zijn vooroorlogse arbeiderswoning, waar hij zijn kwijnende bestaan tracht te beschermen met de veiligheid en de geborgenheid van het zelf-isolement. Misschien is hij net als zijn vroegere buren al verhuisd naar een rijtjeshuis in Almere of Nieuwegein, toen bleek dat zijn nieuwe buren hem niet konden verstaan of begrijpen.’ Het is een zieltogende beschrijving, door Huub Schrage (overleden in 2001) in een ingezonden stuk op Democrates.net, van iemand die goed mogelijk een Fortuynstemmer zou kunnen zijn. Democrates.net is een van de vele websites waar aanhangers van Pim Fortuyn zich onbeteugeld uitspreken. De woede over de ‘linkse kerk’ en de ‘multiculturele chaos’ blijkt groot op de website. Talrijke forumbezoekers leiden hun reacties in met opmerkingen als ‘wat je vroeger niet mocht zeggen’. Want wie zich kritisch uitliet over immigranten, asielzoekers, allochtonen werden onmiddellijk voor racist uitgemaakt, zeggen velen in de fora.

Nu is dat niet helemaal waar, want de eerste discussies over de multiculturele samenleving werden al begin jaren negentig gevoerd. Het is wel zo dat in die discussies emoties en argumenten vaak door elkaar heen liepen, waardoor ze vroeg of laat stokten. Bovendien werden de discussies gevoerd door een elite, die integratie nauwelijks als een serieus probleem zag. ‘Wij zijn een heel tolerant land. Het zal wel goed komen,’ zei Hans Dijkstal, voormalig VVD-leider, bijvoorbeeld eens tegen de voormalige Amerikaanse ambassadeur Cynthia Schneider. Het viel haar op hoe weinig migranten deel uit maken van de Nederlandse elite. ‘Wij Amerikanen zoeken onze kracht in diversiteit, ik heb sterk de indruk dat Nederlanders het zoeken in homogeniteit.’ Tegelijkertijd meent ze dat Nederlanders migranten moeten leren om trots te zijn op hun nieuwe identiteit: ‘Nederland is te bescheiden en doet te weinig aan ten opzichte van nieuwe bewoners.’

De druk om tolerantie
Volgens historisch-sociologe Jolande Withuis, onderzoekster bij het Nederlands Instituut voor Oorlog Documentatie (NIOD), speelt de wijze van verwerking van de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol in het ‘Pim zei wat wij dachten’-effect. ‘Het was logisch geweest als er door de oorlog een angst voor jodenhaat was ontstaan, en daarmee wantrouwen jegens de islam. Maar dat is niet gebeurd. Wel nam de morele druk om tolerant te zijn toe. En dat is een typische jaren zestig vertaling van wat er in de oorlog gebeurde. Links is daarin vrij dominant geweest, op een naïeve manier moraliserend. Iedere twijfel over de democratische gezindheid van immigranten werd met een verwijzing naar de tweede wereldoorlog getaboeïseerd.’

Withuis ondervond dat zelf toen zij een aantal jaren geleden in het vrouwenmaandblad Opzij een stuk schreef over hoofddoekjes. ‘Ik heb brieven gekregen waarin ik voor racist werd uitgemaakt. Dan verschil je niet van mening, maar noem je een ander een moreel fout mens. Het uit de weg gaan van debat met allochtonen, vind ik niet van respect getuigen. Het is een oppervlakkig soort tolerantie.’
In Nederland wordt volgens Withuis te weinig nagedacht over wat we wel goed vinden en wat niet. ‘Je ziet die houding ook bij de Nederlandse rol in Srebreniça. Wij zijn daar naar toe gegaan zonder dat we goed wisten waar we in terecht zouden komen. Wie pijnlijke kwesties uit de weg gaat stuit vroeg of laat op problemen en laat mensen in de steek.’
Withuis zou willen dat er nagedacht wordt over wat het wezen van de natie is, niet in chauvinistische of folkloristische, maar in democratische zin. ‘Wat is hetgeen wij delen? Waarvan wil je dat het beschermd wordt? De grondwet bevat spanningen zoals tussen de vrijheid van meningsuiting en het niet mogen discrimineren, tussen godsdienstvrijheid en vrouwenemancipatie. Dat behoeft voortdurend debat.’

Op zoek naar nieuwe homogeniteit
De Amerikaanse historicus James C. Kennedy bevestigt per e-mail de Nederlandse nadruk op consensus. ‘In hun denken blijven Nederlanders dicht bij elkaar. Zo werden de ideeën van Pim Fortuyn lange tijd verguisd, maar na enige tijd nam met name de Nederlandse elite en masse standpunten in die niet ver van Fortuyn lagen.’ Kennedy deed onderzoek naar Nederland in de jaren zestig. Tolerantie is volgens hem een belangrijker begrip in de Nederlandse dan vrijheid van meningsuiting. ‘Dat betekent dat je niets zegt waarmee je een ander zou kunnen beledigen. Je houdt af en toe je mond.’ In de Verenigde Staten zijn mensen vrijer om vooroordelen uit te spreken, zolang ze er maar niet naar handelen: niet aanzetten tot geweld, geen onwaarheden over personen verkondigen.

De Nederlandse samenleving kon zich een hoge graad van tolerantie veroorloven omdat zij relatief homogeen was. Dat is veranderd, en er moet worden nagedacht over een ingewikkelde vraag: betekent tolerantie dat je nieuwkomers accepteert zoals ze zijn, zelfs als ze intolerant zijn? Of moeten nieuwkomers net zo tolerant zijn als Nederlanders denken dat ze zelf zijn? Men lijkt naar de tweede visie op te schuiven.’

Hoe er werkelijk gedacht wordt
Kennedy haalt een onderzoek aan uit 1990 waarin de Nederlandse acceptatie van immigrantengroepen gemiddeld scoorde in vergelijking met andere Westerse landen: Nederlanders waren gemiddeld racistisch. Hij denkt dat de Nederlandse elites en de media zozeer betrokken waren bij de multiculturele samenleving, dat zij de negatieve sentimenten ten aanzien van buitenlanders verbloemden. ‘Fortuyn heeft die vernislaag weggehaald, we weten nu hoe er werkelijk door grote groepen Nederlanders wordt gedacht. Dankzij de aanslagen op 11 september en de uitspraken van El Moumni is het bovendien progressief (en dat is belangrijk in Nederland) om tegen islamitische tendensen in de maatschappij te zijn.’

Kennedy bespeurt wel een grote lijn. De Nederlandse politiek lijkt soms jarenlang stabiel, maar eens in de twintig tot veertig jaar ontstaat er een crisis waarbij men vindt dat de politici weg moeten en een nieuwe koers wil varen. ‘De Nederlandse politiek veranderde van conservatief tot progressief in een nacht in de zestiger jaren, nu zou het omgekeerde wel eens het geval kunnen zijn.’ Toch had Kennedy de recente verkiezingsuitslagen niet voorzien. ‘De boosheid en emoties van de Nederlanders lijken atypisch. De geschiedenis suggereert dat dergelijke momenten van woede meestal kortdurend zijn, maar we zullen zien.’

Veranderend zelfbeeld

Volgens hoogleraar Multiculturele Samenleving Ruben Gowricharn was Nederland altijd sterk in het uitdragen van morele waarden als humaniteit, tolerantie, respect voor culturele verschillen. Dat is langzamerhand aan het veranderen, meent hij. ‘Dat Nederland aansluiting heeft gezocht bij de Verenigde Staten is veel bepalender geweest voor de Nederlandse identiteit dan de gebeurtenissen op 11 september’, meent hij. ‘Nederland was altijd een land dat anderen de les wilde lezen. Die houding is veranderd, Nederland staat nu kritiekloos tegenover de VS. Nederland is van een moraalridder een brave padvinder geworden.’

Ook het Nederlandse zelfbeeld is aan het verschuiven. ‘We willen niet zo graag meer tolerant zijn. We hebben lang zitten worstelen met de multiculturele samenleving en nu blijkt dat een groeiend, spraakmakend deel van de elite het eigenlijk niet wil.’ Dat er sinds de jaren zeventig over allochtonen is gesproken in termen van problemen, speelt daarbij volgens hem zeker een rol. ‘Er is gezegd dat allochtonen geen arbeidsethos hadden, de kleding van allochtone vrouwen deugde niet, kinderen werden niet goed opgevoed, er zijn opmerkingen gemaakt over de woonkeuze van allochtonen, over het kijken naar buitenlandse televisiestations en het spreken van de eigen taal. Van werkelijk ieder aspect is een probleem gemaakt.’

Gowricharn denkt dat de groep migranten te klein en te versplinterd is om de Nederlandse identiteit echt te kunnen veranderen. Bovendien is de rek in de samenleving sterk afgenomen. Vroeger konden migranten gemakkelijker hun eigen culturele gewoontes in stand houden. Nu is de houding van Nederlanders: zodra ik iets vervelend vind, moet jij ermee ophouden. Hij denkt wel dat de Nederlandse identiteit onder druk staat. ‘Daarbij spelen twee factoren een rol. Het aantal migranten neemt toe en de eenwording van Europa is een feit. Het idee dat we alles samen moeten doen verdwijnt. Want hoe groter de verscheidenheid, hoe minder vanzelfsprekend het is dat mensen dingen op eenendezelfde manier beleven.’

De kans op belangentegenstellingen is groter en er moet naar nieuwe wegen gezocht worden om de balans in evenwicht te houden. Het consensusmodel zal zich in de multiculturele samenleving moeten bewijzen. Gowricharn: ‘We zullen ons rekenschap moeten geven over de vraag: wie zijn we en wat moeten we zijn in de toekomst? Dat geeft een ongemakkelijk gevoel.’

Bronnen

• Nieuw Babylon in aanbouw, Nederland in de jaren zestig, James C.Kennedy, Amsterdam 1995
• Andere gedachten…over de multiculturele samenleving, Ruben S. Gowricharn, Utrecht 2000
• De lage hemel. Nederland en de Nederlanders verklaard, Han van der Horst, Schiedam 1996
• Typisch Nederlands. Vademecum van de Nederlandse identiteit, Herman Vuijsje en Jos van der Lans, Amsterdam 1999
• ‘Of ik ben niemand, of ik ben een hele natie’. De Nederlandse culturele identiteit, Albert van der Zeijden in — – -Volkscultuur, tijdschrift over tradities en tijdsverschijnselen. Jaargang 9, nummer 3, 1992. Interview Cynthia Schneider in Vrij Nederland, 16 juni 2001