Terugkijken op je eigen schooltijd
De ideeën over wat goed onderwijs is veranderen voortdurend. Marjan Beijering ging met oud leerlingen terug naar de oude school om daar te praten over het onderwijs vroeger en nu. In maart 2008 een interview met Hans Leentjes en zijn vroegere docent wiskunde Liesbeth Roodbol.
Rotterdams Onderwijs Magazine, 2008
Om drie uur ’s middags zijn de meeste leerlingen van Nieuw-Zuid naar huis. We lopen rond in de krochten van het ongeveer vijftig jaar oude schoolgebouw waar oud-leerling Hans Leentjes , nu algemeen directeur van Manpower, op zoek is naar de plek die hem vroeger het dierbaarst was: het lunchlokaal annex disco. Liesbeth Roodbol, indertijd docent wiskunde, herinnert zich hoe ze bij het jaarlijkse sokkenbal voor de deur ging staan om het gajes uit de buurt te weren. De ruimte is nu een technieklokaa l. Even verderop in de kelders ligt het oude zwembad, volgestort met zand. De directeur vertelt dat er vroeger in het gebouw ook de openbare bibliotheek was gevestigd. Op Nieuw-Zuid in Charlois kregen arbeiderskinderen de kans om een gymnasiumdiploma te halen. ‘En eigenlijk is dat nog steeds wat we doen, zegt de directeur.
Gouden kinderen
Hans Leentjes haalde hier drieëntwintig jaar geleden zijn vwo-diploma. Hij studeerde sociologie en maakte snel carrière in de uitzendbranche. “Ik werd van huis uit wel gestimuleerd om te leren, maar het maatschappelijke deel is minstens zo belangrijk en dat heb ik voor een groot deel toch écht hier op school geleerd.”
Leentjes zat in en klas die veel buitenschoolse activiteiten organiseerde. “Dat was heel leerzaa m. We hielden de bar open, we deden inkopen en als er dingen kwijt waren moesten we daar zelf een oplossing voor vinden. Als je daardoor te laat in de les kwam, moest je daar ook weer iets op verzinnen. We leerden echt met elkaar omgaan, want in zo’n groep zijn er altijd wel meningsverschillen .”
Liesbeth Roodbol was hun mentor in 4 vwo: “Het was zo’n klas die je eens in de vijf jaar hebt, een klas met gouden kinderen. Heel sociaal, ook onderling. Er moest wel een stevige leraar voor staan, anders konden ze heel vervelend worden. Ze hebben me een keer zelf gevraagd om eens bij een les van een beginnend docent Engels te komen. Ik heb met verbazing bij gezeten want die klas was veranderd in een troep hyena’s.”
Leentjes: “Uiteindelijk hebben we zelfs een paar maanden geen Engels gehad. Soms schiet ik ’s nachts nog wel eens wakker, dan heb ik gedroomd dat ik mijn schoolexamen Engels niet heb gehaald.”
Leren vermenigvuldigen
Roodbol: “Je hebt als docent de taak ze verantwoordelijkheid bij te brengen. Ik deed dat tijdens de buitenschoolse activiteiten maar ook in de les. Ik herinner me een jongen die zo eerlijk was om te zeggen dat ik een fout in een repetitie had laten zitten. Ik heb dat rechtgezet en dat leverde hevige discussies op. Ik heb toen gezegd: ‘Als je teveel wisselgeld terugkrijgt in een winkel moet je dat ook teruggeven. Dit is niet anders.”
Leentjes: “Niet iedereen was zo. Er waren ook leraren die gewoon hun lesje afdraaiden. Dat is jammer, want leerlingen zijn misschien niet zo erg bezig met de toekomst, maar je kunt ze wel inspireren. Ik ben gek van theater sinds ik tijdens een studiereis naar Londen Evita zag. Ik was helemaal verkocht en heb daarna voor Engels het boek gelezen, voor geschiedenis nog een werkstuk gemaakt en ik ging meedoen aan het schooltonee l. ”
Roodbol: “Jongeren hebben kaders nodig. Als pubers moet je ze de ruimte geven om aan de slag te gaan, maar ook heel helder zijn over waar de grenzen liggen. Als je dat voor elkaar hebt, maakt het eigenlijk niet zoveel uit wat voor soort les je geeft. Er zijn veel manieren waarop je een goede docent kunt zijn.”
Leentjes: “Als je er maar voor zorgt dat de basis van het vak goed wordt aangeleerd. Laatst zat ik vanuit een project bij een wiskundeles. Leerlingen leerden schaaltekenen en dat lukte prima maar in dezelfde les bleek ook dat een aantal leerlingen niet kon vermenigvuldigen. De leraar vertelde dat hij geen tijd kreeg om dat soort achterstanden weg te werken, maar ik denk dat het onderwijs moet zorgen dat er altijd ruimte is om die basis goed te krijgen. Voor iemand die niet kan schaaltekenen kunnen we wel een baan vinden, maar als iemand niet weet wat 2×3 is, wordt het veel moeilijker.”
Omgaan met verschillen
“Goed onderwijs en werk liggen in elkaars verlengde. Als wij mensen aan werk willen helpen is het ook goed te weten wat er op school gebeurt. Wij helpen soms scholen met het vinden van stageplaatsen en we geven er regelmatig sollicitatietrainingen. Ik denk dat het goed is als scholen veel meer de buitenwereld naar binnen halen. Bedrijven moeten zich daarnaast realiseren dat als het onderwijs in de grote steden goed geregeld is, je daar op termijn heel veel problemen kunt oplossen.”
Leentjes vertelt dat hij zich realiseert dat er op de scholen regelmatig streng tegen leerlingen moet worden opgetreden maar dat het niet onbeschoft mag worden. Dat moet je nooit doen, want als je leerlingen respectloos behandelt krijg je dat terug.”
Roodbol: “Ik zorgde er altijd voor dat ik binnen een week alle namen van de leerlingen in mijn klassen kende. Zo straal je uit dat je persoonlijk aandacht voor ze hebt en dat is waar het om draait. Je moet erkennen dat mensen verschillend zijn.”
Leentjes: “Je moet met diversiteit om kunnen gaan. Soms hebben mensen een voorsprong, soms een achterstand. Die voorsprong moet je benoemen, de achterstand moet je bijspijkeren. Maar wat ik vaak zie is dat er gehamerd wordt op de achterstand en dat de voorsprong vergeten wordt. Dan worden mensen onzeker en haken ze af. Dat is zo in het bedrijfsleven en volgens mij werkt het op school net zo. Als docent moet je weten hoe je mensen laat ontdekken wat hen inspireert en waar ze goed in zijn. Wat dat betreft moet je meer in huis hebben dan twintig jaar geleden, want veel leerlingen komen uit een heel andere situatie dan jijzelf gewend bent”
Roodbol: “Verdiep je in de leerling, dan krijg je iets terug. Begrijpen is niet altijd accepteren.”
De eerste aflevering met vormgeefster Carin van Es, op pagina 11